In hoofdstuk 2 onderzoek ik wat er in mijn shampoo zit. Ik kom allerlei nare stoffen tegen die ik niet meer op mijn hoofd wil smeren. Maar wat is het alternatief? Baksoda en appelazijn?
Het leek zo’n goed idee. Wat zou er gebeuren als ik een week mijn haar niet zou wassen? Acht dagen zonder shampoo moest toch kunnen? Misschien was een week mijn haar wassen met alleen maar water juist goed voor mijn coupe, een natuurlijke boost. Misschien wilde ik wel nooit meer terug naar mijn tweedagelijkse portie sop en schuim. Mijn hoop bleek een slechte raadgever.
De eerste twee dagen verliepen goed. Ik had mijn haar uitgebreid gewassen – met een beetje extra shampoo dan normaal – en het voelde schoon: licht, fris en zacht. Op dag drie was het al wat vetter en had ik een sterke behoefte het te wassen. Toen ik dat niet deed, was het op dag vier nog vetter. De vraag of ik naar de kapper was geweest deed ik af met een ontwijkend bedankje.
Op dag vijf besloot ik niet meer in de spiegel te kijken. Op dag zes deed ik dat toch en zag ik dat mijn natte haar vlak na het douchen al glom van het vet. Tijdens de afspraak die ochtend voelde ik me uiterst ongemakkelijk, alsof ik met een enorme ketchupvlek op een wit T-shirt rondliep. Op dag zeven twijfelde ik of ik de deur uit zou gaan.
Op dag acht van mijn experiment krab ik zacht over mijn hoofdhuid en ga met mijn handen door mijn haar. Ik ruik aan mijn vingers. Muf. Ik houd ze voor mij gezicht en zie kleine witte stukjes. Schilfers? Restjes talglaag? Als ik mijn vingers langs elkaar wrijf, voelen ze vettig. Ik ruik er weer aan. Muf, vettig en vies. Nog een halve dag te gaan. Ik kan niet wachten om mijn haar weer te wassen. De vraag is alleen: waarmee?