In hoofdstuk 3 kijk ik naar de ingrediënten in dagcrème. Kan cosmetica je huid wel echt verzorgen of is dat een fabeltje van de industrie?
Ik kijk in de spiegel. Mijn gezicht is nog nooit zo rood geweest. Vuurrood, kreeftrood, verkeersbordenrood. Alleen de ruimte rond mijn ogen en mijn mond verraadt nog iets van mijn eigen huidskleur. Dit is experiment nummer drie met natuurlijke gezichtsverzorging: een masker van tomatenpuree.
Nu ik weet wat er allemaal voor nare stoffen in cosmetica kunnen zitten, wil ik niets meer op mijn gezicht smeren dat ik niet ook met een gerust hart in mijn mond zou stoppen. Wat goed is voor mijn darmen, zal ook wel goed zijn voor mijn huid. De huid is immers het grootste orgaan. Mijn – niet zo wetenschappelijke - redenering voor dit experiment was als volgt. Tomatenpuree zit vol lypoceen, een rijke bron van anti-oxidanten. En aangezien tomatenpuree geconcentreerder en minder vloeibaar is dan sap, leek het me een maskerwaardig ingrediënt.
Ik probeer te ontspannen en hang wat op de bank. De puree prikt in mijn gezicht. Na vijf minuten vind ik het mooi geweest. Ik was het eraf. Misschien ziet mijn huid er wel tien jaar jonger uit. Misschien is dit mijn eigen natuurlijke wondermiddel. Misschien. Ik draai de kraan open. De wasbak kleurt rood. Mijn handen kleuren rood. Het water dat naar het putje spoelt, kleurt rood. De handdoek waar ik mijn gezicht mee afdroog, kleurt rood. En als ik in de spiegel kijk, is mijn gezicht nog steeds rood. Niet het rood van een fris buitenluchtblosje. Eerder dat van een pruttelende pastasaus.
Ik kijk naar mijn gezichtsreiniger. Alleen voor noodgevallen, had ik tegen mezelf gezegd. Ik grom en grijp de fles. Weer een mislukt experiment.