Kleding
Na tien jaar had ontwerpster Bekka Oomens genoeg van de misstanden in de kledingindustrie. Ze vertrok naar Portugal en begon Ignore the Brand: een duurzaam label.
Bekka Omens reisde als ontwerpster voor grote kledingmerken de wereld over en bezocht fabrieken in Hong Kong, Thailand en China. "Op zich leek het oké, maar ik wist nooit wat er gebeurde als ik weer weg was." Ze moest afdingen op prijzen die al uitzonderlijk laag waren en raakte steeds bewuster van de misstanden. "Veel mensen hebben oogkleppen op. Ze hebben geen idee hoe kleding wordt geproduceerd. Met mijn label wil ik mensen aansporen de wereld waarin we leven niet te negeren."
Oomens zegde haar baan op en verhuisde naar Portugal, waar ze als freelance ontwerpster voor een schoenenlabel aan de slag ging. Toen ze met de auto in Noord-Portugal rondreed, vielen de armoede en de in verval geraakte textielfabrieken haar op. Ze maakte vrienden die ook kleren in elkaar konden zetten. Haar eigen label was geboren.
De materialen zijn zo duurzaam mogelijk. Zo breit Oomens truien met garen dat afkomstig is van afgedragen spijkerbroeken. Dat koopt ze in bij de Italiaanse garenfabrikant Pinori, in de sector bekend vanwege het duurzaamheidsbeleid. De spijkerbroekgarens worden niet opnieuw geverfd. Het kost namelijk 100 liter water en 9 kilowattuur aan energie om één kilo katoen te verven, zegt Oomens. Het linnen en de katoen die ze in Portugal inkoopt, zijn gecertificeerd door GOTS, een streng keurmerk. De leren jasjes zijn er binnenkort in twee varianten: echt leer en nepleer van gerecycled polyester.
Oomens: "Het nepleer is ontwikkeld als stoelbekleding door een Italiaanse autofabrikant. Het is een soort suède, dat wasbaar is op 60 graden. De stof zweet niet, in tegenstelling tot veel nepleer uit China dat van polyurethaan wordt gemaakt." Voor de 'echte' leren jasjes gebruikt ze leer dat zonder chroom en al te veel water is gelooid.
Het is in Nederland onmogelijk om leer van biologische koeien te vinden, zegt ze. "Het vlees van biologische koeien wordt apart gehouden van het vlees van niet-biologische koeien, maar de huiden komen allemaal op één hoop terecht. Dat is wettelijk verplicht. Ik kan dus ook niet rechtstreeks leer inkopen bij een biologische boer."
Frans Tilstra, de leerexpert van MVO Nederland, bevestigt dat. "Leer van biologisch gehouden dieren is nog niet grootschalig beschikbaar, maar het is er wel. Het Amsterdamse tassenlabel Myuze gebruikt bijvoorbeeld leer van biologisch gehouden koeien uit Zweden."
De milieuvriendelijkheid van het looiproces hangt grotendeels af van de manier waarop de looierij het afval zuivert, zegt hij. "Looien met chroom is een relatief efficiënt proces dat minder water en energie kost dan plantaardig looien. Als het in een gesloten circuit gebeurt, waarbij de afvalstoffen en het afvalwater worden opgevangen en adequaat gezuiverd, hoeft het niet slechter voor het milieu te zijn dan plantaardig looien. Ook plantaardig looien levert namelijk afvalstoffen op die moeilijk afbreken, het afvalwater bevat veel nutriënten."
Leerexpert Hans Both is betrokken bij het project 'Tannery of the Future', dat looierijen in ontwikkelingslanden laat zien hoe ze hun werk milieuvriendelijker kunnen doen. "In Europa zijn de milieutechnische problemen van leerlooien bedwongen, maar dat betekent ook dat hier alleen hoogwaardige looierijen zijn overgebleven. De rest van de leerproductie vindt plaats in India, China, Pakistan, Ethiopië en Rusland."
Lynsey Dubbeld, trendanalist en auteur van het boek 'Mode voor Morgen', vindt nepleer altijd diervriendelijker dan traditioneel leer. "Bovendien behoort gerecycled plastic tot de minst milieubelastende textielsoorten." Lara Peters van voorlichtingsorganisatie Milieu Centraal merkt echter op dat kunststof microvezels tijdens gebruik en in de wasmachine kunnen loslaten en in het milieu terecht kunnen komen.
Anton Luiken, oprichter van adviesbureau Alcon Advies en expert op het gebied van hoogwaardige textielrecycling, verwacht dat de jasjes van nepleer lang meegaan. "Als het nepleer volledig uit polyester bestaat, kun je het duurzaam afdanken, want polyester kan relatief goed worden gerecycled."
Ellen Mensink van Brightloops vraagt zich af wat het percentage hergebruikt materiaal is in het spijkerbroekengaren dat Ignore the Brand gebruikt. Het is haar niet duidelijk of het gaat om afval uit de industrie, zoals hergebruikte snijresten, of om afgedragen spijkerbroeken. Mensinks bedrijf maakt onder de merknaam 'Loop.alife' vezels, garens en kleding van hergebruikte oude kledingstukken, die op kleur worden gesorteerd. Niet alles wat hergebruikt is, is duurzaam, zegt ze. "Sommige Italiaanse bedrijven gebruiken water bij de recycling. Onze productiepartner doet dat niet."
Luiken bevestigt juist dat garenfabrikant Pinori een goede naam heeft. Hij denkt dat de cijfers over het verven van katoen kloppen, al hangt dat af van de fabriek waar de garens worden geverfd. Volgens Dubbeld liggen de cijfers nog hoger. "Conventionele verftechnieken verbruiken 100 tot 150 liter water per kilo textiel. In tegenstelling tot andere textielsoorten wordt denim geverfd voordat de katoengarens worden geweven. Hierdoor zijn tussen de drie en tien wassingen nodig om de stof de kenmerkend blauwe kleur te geven." Daarom is het duurzaam dat de hergebruikte denimgarens niet opnieuw worden geverfd, vinden Dubbeld en Luiken.
Ook de productie in Portugal is een pluspunt. "Portugal behoort tot de veiligste textielindustrieën ter wereld," zegt Dubbeld. "De ecologische voetafdruk van het transport is bescheiden. Een gemiddeld kledingstuk heeft 1900 reiskilometers achter de rug voordat een consument het in handen heeft. Tussen katoenboer en detailhandel zitten circa vijftien partijen die vaak in verschillende werelddelen gevestigd zijn."